Meditatie Meditatie
Meditatie
Licht van Christus: het symbool van de Paaskaars

Christus, Gij zijt het licht in ons leven!
Levende vlam, doof niet meer uit,
want in uw licht zien wij elkaar


Ik heb dit lied gekozen, omdat er een verbinding is met de paaskaars. In de nieuwsbrief van de PKN is aandacht besteed aan het symbool van de Paaskaars. Een samenvatting van het artikel wil ik jullie niet onthouden.
Het hele jaar staat hij fier in de kerk en brandt in elke kerkdienst: op zondag, bij sommige speciale momenten door de week en bij uitvaarten. Op Goede Vrijdag wordt de Paaskaars gedoofd, op het moment in het evangelieverhaal dat Jezus de geest geeft. In veel kerken wordt de nieuwe paaskaars binnengebracht op Paasmorgen vaak met de woorden: het Licht van Christus.

Aanwezigheid van Christus
‘Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voleinding der wereld’, zegt Jezus (Matteüs 28:20). Dat betekent dat de paaskaars altijd brandt, omdat hij Christus’ aanwezigheid bij de vierende gemeente representeert. In sommige gemeenten wordt de kaars aan het begin van de dienst aangestoken. De gedachte daarachter is dat Christus in ons midden verschijnt wanneer de gemeente samenkomt. In de meeste kerken brandt de paaskaars, als de gemeente de kerkruimte binnenkomt, omdat Christus’ aanwezigheid niet van ons afhankelijk is; zijn licht straalt ons al tegemoet.

Het branden van de kaars
De paaskaars heeft de functie die de Godslamp in de synagoge heeft, die bij de ark met de Thorarollen hangt, of in rooms- en oud-katholieke kerken bij de tabernakel. ‘
Het licht is ons voorgegaan en straalt als een lopend vuur’, of zoals in lied 284: ‘Christus, Gij zijt het licht in ons leven’.

Van Pasen tot Pinksteren
In rooms- en oud-katholieke kerken brandde de paaskaars vanouds alleen van de paasochtend tot en met de evangelielezing op Hemelvaartsdag.

Gedoofd
Wij doven de kaars op Goede Vrijdag door de kaars uit te blazen. Jezus geeft immers de geest. Het is zijn laatste ademtocht, die zijn tijdelijke afwezigheid tijdens de Stille Zaterdag inluidt. In sommige kerken laat men op de avondmaalstafel een klein lichtje branden. Ook in de dood blijft God aanwezig.

Lied 500, vers 5:

Uit uw verborgenheid
ontsteekt Gij het licht op aarde,
wilt Gij ons warmen met
de gloed van uw genade.
Wij delen met elkaar
het licht, het lied, de zegen.
Wij zijn uw kandelaar,
wij gaan het donker tegen.